Nieuw onderzoek naar chronische vorm van afstoting

Afstoting van de donornier is een groot probleem na een transplantatie. Over afstootreacties op de lange termijn ontbreekt nog te veel kennis om dit probleem te behandelen. Onderzoekers Harry van Goor en Jan-Stephan Sanders van het UMCG willen daar verandering in brengen.

Transplantaatfalen is de angst van elke transplantatiepatiënt. Een mogelijke vorm van afstoting is ABMR (antistof-gemedieerde afstoting) die zowel vroeg als laat na transplantatie kan optreden. Kruisproeven en risico-inschatting voorafgaand aan de transplantatie kunnen ABMR in een vroeg stadium redelijk voorkomen. Maar AMBR in een later stadium is, ondanks onderhoudsimmuunsuppressie, een belangrijke oorzaak van transplantaatfalen.

Chronische afstoting
Ongeveer twintig procent van de getransplanteerde patiënten krijgt te maken met deze chronische afstoting, waar op dat moment eigenlijk niks meer aan te doen is. Harry van Goor, professor in experimentele nefropathologie: ''Als een getransplanteerde patiënt vroeg na transplantatie ABMR heeft, proberen we de antistoffen eruit te filteren. In de fase laat na transplantatie is er vaak al te veel ontsteking en verlittekening in de nier. Het eiwitverlies kan dan ook steeds erger worden met als gevolg dat de nier kapot gaat. De patiënt moet dan aan de dialyse of heeft een nieuwe nier nodig en dat wil je echt voorkomen. Met deze subsidieaanvraag willen we ABMR op een eerder moment zien aankomen.''

In de periode direct na de transplantatie hebben artsen redelijk zicht op de oorzaak van afstoting. Patiënten met een afstootreactie in de vroege fase maken antistoffen gericht tegen HLA. Maar bij afstoting in de chronische fase is niet altijd bekend welke antilichamen de oorzaak zijn. Wel spelen antistoffen tegen HLA óók een rol op de lange termijn, maar die kunnen niet alles verklaren. Er moet dus nog iets anders zijn, een proces dat nog niet helemaal bekend is.

Innovatieve methode
In hun onderzoek gebruiken Van Goor en mede-aanvrager nefroloog Jan-Stephan Sanders een recente, innovatieve methode (PhIP-Seq) om zicht te krijgen op relevante antistoffen. Het grote voordeel is dat de techniek in één keer een half miljoen antilichamen in het bloed in beeld kan brengen, terwijl onderzoekers vroeger alleen konden kijken naar dat ene antilichaam, waarvan een vermoeden bestond dat het een rol speelde bij een bepaald ziektebeeld. Dus niet alleen de antilichamen die gericht zijn tegen het donororgaan worden in beeld gebracht, maar ook die tegen bacteriën, virussen of allergenen. Van Goor: ''Bij andere onderzoeken zijn met deze techniek interessante bevindingen aan het licht gekomen.''

De onderzoekers gebruiken hiervoor de TransplantLines biobank van het UMCG met daarin biomaterialen van 1400 transplantatiepatiënten en donoren. Ze zullen vijftig patiënten met ABMR vergelijken met vijftig patiënten zonder ABMR en als controlegroep 50 nierdonoren gebruiken.
Van Goor: ''Wij hopen met dit onderzoek tot een vernieuwend inzicht te komen. Als we een aantal antilichamen vinden, kunnen we onderzoeken of die al eerder in het proces aanwezig zijn, zodat we een chronische afstootreactie eerder kunnen identificeren. Daardoor kunnen we ook eerder ingrijpen.'' Elke patiënt met een donornier krijgt immers afweersysteemonderdrukkers. Door deze op te hogen, kun je AMBR remmen of wellicht voorkomen. ''Ook op andere punten kun je als arts ingrijpen, maar de belangrijkste zijn de anti-afstotingsgeneesmiddelen. Dat is eigenlijk een eenvoudige behandeling.''
Van Goor en Sanders krijgen een Creativity grant van het Kolff-subsidieprogramma om dit onderzoek uit te voeren.