Kolff+-beurs voor meer inzicht in hart- en vaatziekten bij nierpatiënten

De belangrijkste doodsoorzaak bij mensen met nierschade is hart- en vaatziekte. Dat komt waarschijnlijk door ophopende calcium-fosfaatkristallen in het bloed. Met een Kolff+-beurs van de Nierstichting zoeken Jeroen de Baaij, Joost Hoenderop en Marc Vervloet (Radboudumc) uit wat die kristallen precies doen. De Baaij vertelt hierover en kijkt alvast vooruit naar oplossingen.

De heftige gevolgen van nierfalen zijn veelal bekend. Van elke 100 mensen met chronische nierschade, krijgen er enkelen nierfalen. Wat weinig mensen weten, is dat iedereen met nierschade verhoogde kans loopt op hart- en vaatziekten. Bij matige nierschade (nog 60% procent nierfunctie) heb je al twee tot drie keer meer kans op hart- en vaatziekten. Mensen met ernstige nierschade (maximaal 30% nierfunctie) hebben wel 10 tot 15 keer hogere kans op hart- en vaatziekten.

Zo snel mogelijk
“De meeste mensen met nierschade krijgen nooit eindstadium nierfalen, omdat ze daarvoor al overlijden aan hart- en vaatziekten”, vertelt dr. Jeroen de Baaij, nierfysioloog en onderzoeker aan het Radboudumc in Nijmegen. “Dat moet je echt serieus nemen. Om de oorzaak uiteindelijk aan te kunnen pakken, gaan we nu kijken naar fosfaat en calcium in het bloed.” Dat doet hij samen met Radboudumc-collega’s nefroloog prof. Marc Vervloet en laboratoriumonderzoeker prof. Joost Hoenderop. De Baaij: “De vragen die we beantwoorden, komen uit de kliniek. Onze samenwerking zorgt dat de resultaten zo snel mogelijk patiënten bereiken.”

Kristallen veroorzaken vaatverkalking
Bij nierschade hopen fosfaat en calcium op in het bloed, omdat de nieren die niet goed meer kunnen uitscheiden. Ze vormen dan calcium-fosfaatkristallen. Uit eerder laboratoriumonderzoek met gekweekte bloedvaten, waarbij De Baaij betrokken was, bleek dat zulke kristallen zorgen voor vaatverkalking. “Dat gebeurt ook bij mensen met nierschade. Verkalkte vaten worden stijf, waardoor ze sneller scheuren. Bovendien moet het hart dan harder werken. Dat kan leiden tot hartfalen.”

Uniek in de wereld
Hoe calcium-fosfaatkristallen zorgen voor vaatverkalking, is niet bekend. Dat kan De Baaij nu uitzoeken, dankzij een Kolff+-beurs van de Nierstichting. Volgens De Baaij is het bijzonder dat de Nierstichting zulk fundamenteel onderzoek financiert. “Het is uniek in de wereld. Zonder haar steun zou veel basaal onderzoek, dat uiteindelijk leidt tot oplossingen, niet plaatsvinden.”

Overbelast
Het calcium-fosfaatkristal dat de Radboudumc-onderzoekers de komende vier jaar onder de loep nemen, ontstaat als calcium en fosfaat binden aan een eiwit afkomstig uit de lever, fetuïne-A. Bij gezonde mensen werkt fetuïne-A als buffer: het vangt overtollig calcium en fosfaat weg. Mensen met chronische nierschade hebben echter een tekort aan fetuïne-A. En te veel fosfaat en calcium. De Baaij: “Fetuïne-A raakt daardoor overbelast. En gewone calcium-fosfaatkristallen veranderen in een schadelijke variant, CPP2.”

Schadelijke stoffen
Wat maakt CPP2 dan zo schadelijk? “Dat is onzeker. Mogelijk bevat CPP2 behalve calcium en fosfaat ook andere, schadelijke stoffen die ontstekingen veroorzaken in de vaten, waarna verkalking optreedt.” Om te zien of dit klopt, gaat hij calcium-fosfaatkristallen uit het bloed van gezonde vrijwilligers vergelijken met die uit het bloed van dialysepatiënten. “Dat doen we voor en na een dialyse. Zo weten we meteen of dit invloed heeft op de kristalvarianten.” Daarna gaat De Baaij in het lab CPP2-kristallen maken, de schadelijke stoffen toevoegen en kijken wat die doen bij gekweekte vaatwandcellen.

Eten is mogelijk een trigger
Hoe en wanneer de kristallen precies ontstaan, is ook niet duidelijk. Mogelijk is eten een trigger omdat voeding veel fosfaat bevat. Onderdeel van het onderzoek is daarom het eten van een standaard maaltijd door een groep gezonde deelnemers. Voor- en achteraf kijken de onderzoekers in hun bloed naar de kristalproductie. De Baaij: “Bij mensen die een niertransplantatie hebben gepland, doen we dat ook. Voor en na de transplantatie. Zo meten we of een verbeterde nierfunctie de productie van goede calcium-fosfaatkristallen en CPP2 verandert.”

Minder CPP2 na medicijnen?
Tot slot gaan de onderzoekers uitzoeken hoe je CPP2 uit het bloed krijgt. Ze gaan onder meer calcium-fosfaatkristallen en CPP2 meten, in het bloed van mensen zonder nierschade, die behandeld worden voor botontkalking. “Botcellen die dan botweefsel gaan maken, hebben veel calcium en fosfaat nodig”, vertelt De Baaij. “We gaan kijken of de botcellen daarvoor calcium-fosfaatkristallen uit het bloed halen.” Aangezien er verschillende medicijnen bestaan om botgroei te stimuleren, gaat hij ook na of het ene medicijn meer effect heeft dan een ander. Een kleine groep nierpatiënten die toevallig ook wordt behandeld voor botontkalking, wordt ook gevraagd om mee te doen. “Dat geeft alvast een indruk of slechte nierfunctie invloed heeft op de verandering van de kristalhoeveelheid die de medicatie veroorzaakt.”

Vooruitblik op oplossingen
Het medicijnenonderzoek is een vooruitblik op mogelijke oplossingen. Maar het is geen klinische studie, benadrukt De Baaij. “Als medicijnen tegen botontkalking inderdaad zorgen voor minder calcium-fosfaatkristallen in het bloed, bewijst dat nog niet dat je op lange termijn ook minder vaatverkalking en hart- en vaatziekten krijgt.” Daarvoor is een langdurige studie nodig. Dit onderzoek is wel een aanloop daar naartoe. “En dat is hard nodig ook. We moeten er alles aan doen om hart- en vaatziekten door nierschade in de toekomst te voorkomen.”