Terug naar het overzicht

De relevantie van HLA- en donorspecifieke memory B-cellen in geimmuniseerde niertransplantatiekandidaten

Projectcode VR12.03 Projectleider dr. Sebastiaan Heidt Projecttype Calls for proposals archief Organisatie LUMC - Afd. Immunohematologie en bloedtransfusie Toegekend bedrag € 141.393,00 Startdatum 1-08-2013 Looptijd 41 maanden Status Afgerond

Doel

Bepalen of de aanwezigheid van een hoge concentraties B-geheugencellen een voorbode is van afstoting of functieverlies van een getransplanteerde nier. Uiteindelijk een betere matching tussen donor en ontvanger en minder afstoting van getransplanteerde nieren.

Samenvatting

Niertransplantatie is momenteel de behandeling met de beste vooruitzichten voor patiënten met eindstadium nierfalen. Echter, een belangrijke beperkende factor voor transplantatie is het bestaan van weefselgroepen, die net als bloedgroepen vaak verschillend zijn tussen personen, maar nog meer diversiteit kennen. Het lichaam van de patiënt kan de weefselgroepen van de donor als lichaamsvreemd herkennen, wat na transplantatie tot de vorming van antistoffen (afweerstoffen) kan leiden. Antistoffen kunnen zich richten tegen het transplantaat en een afstotingsreactie opwekken. Daarnaast gaat de vorming van antistoffen vaak samen met het ontstaan van B-geheugencellen die bij herhaalde ontsteking versneld een afweerreactie kunnen veroorzaken.

Al vóór een transplantatie kunnen patiënten antistoffen hebben gemaakt tegen bepaalde weefselgroepen door bijvoorbeeld een bloedtransfusie of zwangerschap. Ook patiënten die op de wachtlijst staan voor een nieuwe nier na de afstoting van een eerder transplantaat hebben in de meeste gevallen antistoffen ontwikkeld. Voorafgaand aan iedere transplantatie wordt daarom bepaald of een patiënt antistoffen heeft die met het nieuwe donororgaan kunnen reageren.

In het verleden werd een transplantatie in de meeste gevallen niet uitgevoerd als een patiënt antistoffen tegen het donororgaan had ontwikkeld. Nieuwe technieken om antistoffen op te sporen hebben echter laten zien dat antistoffen niet altijd tot afstotingsreacties leiden. Deze studie probeert te achterhalen of het mogelijk is het risico voor de individuële patiënt vast te stellen door met een nieuw ontwikkelde laboratoriumtechniek donorspecifieke B-geheugencellen in het bloed te meten.

Vraagstelling:
1. Uitbreiden van een nieuwe laboratoriumtechniek om donorspecifieke B-geheugencellen in het bloed te meten.
2. Bepalen van het vóórkomen van donorspecifieke B-geheugencellen in patiënten die op de wachtlijst staan voor transplantatie na de afstoting van een eerder transplantaat.

Conclusies

In dit project zijn twee nieuwe technieken ontwikkeld voor het meten van B-geheugencellen in het bloed. Eén van de technieken is geschikt voor het meten van B-geheugencellen die zich kunnen richten tegen specifieke weefselgroepen. De andere techniek is bedoeld om B-geheugencellen te meten die specifiek tegen alle weefselgroepen van de donor gericht zijn. De geschiktheid van de technieken is uitgebreid geëvalueerd in het laboratorium.

De onderzoekers hebben met de nieuwe techniek de aanwezigheid van B-geheugencellen gericht tegen de donor bepaald in patiënten die op de wachtlijst staan voor niertransplantatie na de afstoting van een eerder transplantaat. De metingen zijn bij patiënten uit verschillende transplantatiecentra in Nederland zowel vóór als na transplantatie uitgevoerd. De matching van weefselgroepen in de groep patienten bleek echter zeer goed te zijn, waardoor het gebruik van de nieuwe techniek onvoldoende relevante informatie opleverde.

Daarnaast is de relevantie van het meten van B-geheugencellen die zich specifiek kunnen richten tegen HLA verder onderzocht. (HLA: moleculen die in staat zijn om een afweerreactie op te wekken waarbij antistoffen ontstaan, van belang bij de bepaling of een persoon als donor of ontvanger kan optreden voor een orgaan van een ander.) Hiervoor zijn in het laboratorium B-geheugencellen geactiveerd tot antistofproducerende cellen. De geproduceerde antistoffen zijn geanalyseerd voor HLA specificiteit en vergeleken met de HLA antistoffen die in het bloed van de patiënt voorkomen.

Toekomstig onderzoek zal zich kunnen richten op B-geheugencellen tegen HLA in hoog-risico patiënten, zoals vrouwen die een orgaan van hun man of kind ontvangen waarbij de kruisproef negatief was. Of in patiënten die (tijdelijk) onder behandeling zijn om de concentraties donorspecifieke antistoffen te verlagen.

Trefwoorden

Soort: Cellijnen, onderzoek met mensen; fundamenteel/toegepast, klinisch
Onderwerp: Transplantatie, B-geheugencellen, antistoffen, laboratoriumtechniek, afstoting